DEEL III: BELEID EN WERKING VAN DE UNIE
TITEL V: HET EXTERN OPTREDEN VAN DE UNIE
HOOFDSTUK II: HET GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID
AFDELING 1: GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
ARTIKEL III-299
1. Iedere lidstaat, de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie, of de minister met de steun van de Commissie, kan ieder vraagstuk in verband met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid aan de Raad voorleggen en hem voorstellen respectievelijk initiatieven voorleggen.
2. In gevallen waarin snelle besluitvorming is vereist, roept de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een lidstaat, binnen achtenveertig uur of, in geval van absolute noodzaak, op kortere termijn de Raad in buitengewone zitting bijeen.