DEEL III: BELEID EN WERKING VAN DE UNIE

TITEL V: HET EXTERN OPTREDEN VAN DE UNIE

HOOFDSTUK II: HET GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID

AFDELING 1: GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

ARTIKEL III-296

1. De minister van Buitenlandse Zaken van de Unie, die de Raad Buitenlandse Zaken voorzit, draagt door middel van zijn voorstellen bij tot de voorbereiding van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en waarborgt de uitvoering van de Europese besluiten van de Europese Raad en van de Raad.

2. De minister van Buitenlandse Zaken vertegenwoordigt de Unie in aangelegenheden die onder het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid vallen. Hij voert namens de Unie de politieke dialoog met derden en verwoordt in internationale organisaties en op internationale conferenties het standpunt van de Unie.

3. Bij de vervulling van zijn ambt wordt de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie bijgestaan door een Europese dienst voor extern optreden. Deze dienst werkt samen met de diplomatieke diensten van de lidstaten en is samengesteld uit ambtenaren uit de bevoegde diensten van het secretariaat-generaal van de Raad en van de Commissie en door de nationale diplomatieke diensten gedetacheerde personeelsleden. De inrichting en de werking van de Europese dienst extern beleid worden vastgesteld bij een Europees besluit van de Raad. De Raad besluit op voorstel van de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie na raadpleging van het Europees Parlement en na de instemming van de Commissie verkregen te hebben.