DEEL III: BELEID EN WERKING VAN DE UNIE
TITEL II: NON-DISCRIMINATIE EN BURGERSCHAP
ARTIKEL III-126
Bij Europese wet of kaderwet van de Raad worden de nadere regelingen vastgesteld waaronder iedere burger van de Unie het in artikel I-10, lid 2, onder b), bedoelde actieve en passieve kiesrecht bij de gemeenteraadsverkiezingen en de verkiezingen voor het Europees Parlement kan uitoefenen in de lidstaat waar hij verblijf houdt, maar waarvan hij geen onderdaan is. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement. Deze nadere regelingen kunnen voorzien in afwijkingen, indien zulks gerechtvaardigd wordt door problemen die eigen zijn aan een lidstaat.
Het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement wordt uitgeoefend onverminderd artikel III-330, lid 1, en de voor de toepassing daarvan vastgestelde maatregelen.