DEEL I

TITEL IV: INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE UNIE

HOOFDSTUK I: INSTITUTIONEEL KADER

ARTIKEL I-27: De voorzitter van de Europese Commissie

1. Rekening houdend met de verkiezingen voor het Europees Parlement en na passende raadpleging, draagt de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen bij het Europees Parlement een kandidaat voor het ambt van voorzitter van de Commissie voor. Deze kandidaat wordt door het Parlement bij meerderheid van zijn leden gekozen. Indien de kandidaat bij de stemming geen meerderheid behaalt, draagt de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen binnen een maand een nieuwe kandidaat voor, die volgens dezelfde procedure door het Parlement wordt gekozen.

2.De Raad stelt in onderlinge overeenstemming met de verkozen voorzitter de lijst vast van de overige personen die hij voorstelt tot lid van de Commissie te benoemen. Zij worden gekozen op basis van de voordrachten van de lidstaten, overeenkomstig de in artikel I-26, lid 4, en lid 6, tweede alinea, bepaalde criteria.

De voorzitter, de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie en de overige leden van de Commissie worden als college ter goedkeuring onderworpen aan een stemming van het Europees Parlement. Op basis van deze goedkeuring wordt de Commissie door de Europese Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen benoemd.

3. De voorzitter van de Commissie:

a) stelt de richtsnoeren vast met inachtneming waarvan de Commissie haar taak vervult;

b) beslist over de interne organisatie van de Commissie en waarborgt zodoende de samenhang, de doeltreffendheid en het collegiale karakter van haar optreden;

c) benoemt vice-voorzitters, andere dan de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie, uit de leden van de Commissie.

Een lid van de Commissie neemt ontslag indien de voorzitter hem daarom verzoekt. De minister van Buitenlandse Zaken van de Unie neemt ontslag overeenkomstig de in artikel I-28, lid 1, bepaalde procedure indien de voorzitter hem daarom verzoekt.