DEEL III: Beleid en werking van de Unie
TITEL VI: WERKING VAN DE UNIE
HOOFDSTUK I: INSTITUTIONELE BEPALINGEN
AFDELING 4: BEPALINGEN DIE DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE UNIE GEMEEN HEBBEN
ARTIKEL III-395
1. Wanneer de Raad uit hoofde van de Grondwet op voorstel van de Commissie besluit, kan hij dat voorstel slechts met eenparigheid van stemmen wijzigen, behalve in de gevallen als bedoeld in de artikelen I-55 en I-56, artikel III-396, leden 10 en 13, artikel III-404 en artikel III-405, lid 2.
2. Zolang de Raad niet heeft besloten, kan de Commissie te allen tijde gedurende de procedures die tot vaststelling van een handeling van de Unie leiden, haar voorstel wijzigen.
ARTIKEL III-396
1. Wanneer Europese wetten of kaderwetten uit hoofde van de Grondwet volgens de gewone wetgevingsprocedure worden vastgesteld, zijn de onderstaande bepalingen van toepassing.
2. De Commissie dient een voorstel in bij het Europees Parlement en bij de Raad.
Eerste lezing
3. Het Europees Parlement stelt zijn standpunt in eerste lezing vast en deelt het mee aan de Raad.
4. Indien de Raad het standpunt van het Europees Parlement goedkeurt, wordt de betrokken handeling vastgesteld in de formulering die overeenstemt met het standpunt van het Europees Parlement.
5. Indien de Raad het standpunt van het Europees Parlement niet goedkeurt, stelt hij zijn standpunt in eerste lezing vast en deelt hij dit mee aan het Europees Parlement.
6. De Raad stelt het Europees Parlement ten volle in kennis van de redenen die hem hebben geleid tot het vaststellen van zijn standpunt in eerste lezing. De Commissie stelt het Europees Parlement ten volle in kennis van haar standpunt.
Tweede lezing
7. Indien het Europees Parlement binnen een termijn van drie maanden na deze mededeling:
a) het standpunt van de Raad in eerste lezing goedkeurt of zich niet heeft uitgesproken, wordt de betrokken handeling geacht te zijn vastgesteld in de formulering die overeenstemt met het standpunt van de Raad;
b) het standpunt van de Raad in eerste lezing met een meerderheid van zijn leden verwerpt, wordt de voorgestelde handeling geacht niet te zijn vastgesteld;
c) met een meerderheid van zijn leden amendementen op het standpunt van de Raad in eerste lezing voorstelt, wordt de aldus geamendeerde tekst toegezonden aan de Raad en aan de Commissie, die advies over deze amendementen uitbrengt.
8. Indien de Raad binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van de amendementen van het Europees Parlement met gekwalificeerde meerderheid van stemmen:
a) al deze amendementen goedkeurt, wordt de betrokken handeling geacht te zijn vastgesteld;
b) niet alle amendementen goedkeurt, roept de voorzitter van de Raad, in overeenstemming met de voorzitter van het Europees Parlement, binnen zes weken het bemiddelingscomité bijeen.
9. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen over de amendementen waarover de Commissie negatief advies heeft uitgebracht.
Bemiddeling
10. Het bemiddelingscomité bestaat uit de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en een gelijk aantal leden die het Europees Parlement vertegenwoordigen, en heeft tot taak binnen een termijn van zes weken nadat het is bijeengeroepen, met een gekwalificeerde meerderheid van de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en met een meerderheid van de leden die het Europees Parlement vertegenwoordigen overeenstemming te bereiken over een gemeenschappelijke ontwerptekst op basis van de standpunten van het Europees Parlement en de Raad in tweede lezing.
11. De Commissie neemt aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité deel en stelt alles in het werk om de standpunten van het Europees Parlement en de Raad nader tot elkaar te brengen.
12. Indien het bemiddelingscomité binnen een termijn van zes weken nadat het is bijeengeroepen, geen gemeenschappelijke ontwerptekst goedkeurt, wordt de voorgestelde handeling geacht niet te zijn vastgesteld.
Derde lezing
13. Indien het bemiddelingscomité binnen die termijn een gemeenschappelijke ontwerptekst goedkeurt, beschikken het Europees Parlement en de Raad over een termijn van zes weken na deze goedkeuring om de betrokken handeling overeenkomstig die ontwerptekst vast te stellen, waarbij het Europees Parlement besluit met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen, en de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Indien zulks niet geschiedt, wordt de handeling geacht niet te zijn vastgesteld.
14. De in dit artikel vermelde termijnen van drie maanden en zes weken worden, op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad, met ten hoogste één maand, respectievelijk twee weken verlengd. Bijzondere bepalingen
15. Wanneer in de bij de Grondwet bepaalde gevallen de gewone wetgevingsprocedure wordt gevolgd met betrekking tot een wet of een kaderwet, op initiatief van een groep lidstaten, op aanbeveling van de Europese Centrale Bank of op verzoek van het Hof van Justitie, zijn lid 2, lid 6, tweede zin, en lid 9 niet van toepassing.
In die gevallen zenden het Europees Parlement en de Raad de Commissie het ontwerp van handeling alsmede hun standpunten in eerste en tweede lezing toe. Het Europees Parlement of de Raad kan de Commissie in alle fasen van de procedure om advies verzoeken; de Commissie kan ook op eigen initiatief advies uitbrengen. Indien de Commissie dat nodig acht, kan zij overeenkomstig lid 11 ook deelnemen aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité.
ARTIKEL III-397
Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie raadplegen elkaar en bepalen in onderlinge overeenstemming de wijze waarop zij samenwerken. Daartoe kunnen zij, met inachtneming van de Grondwet, interinstitutionele akkoorden sluiten die een bindend karakter kunnen hebben.
ARTIKEL III-398
1. Bij de vervulling van hun taken steunen de instellingen, organen en instanties van de Unie op een open, doeltreffend en onafhankelijk Europees ambtenarenapparaat.
2. Met inachtneming van het statuut en de regeling vastgesteld op grond van artikel III-427 worden bij Europese wet de bepalingen daartoe vastgesteld.
ARTIKEL III-399
1. De instellingen, organen en instanties van de Unie verzekeren de transparantie van hun werkzaamheden en stellen krachtens artikel I-50 specifieke bepalingen betreffende de inzage van het publiek in hun documenten vast in hun reglementen van orde. Ten aanzien van het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Europese Centrale Bank en de Europese Investeringsbank, gelden artikel I-50, lid 3, en het onderhavige artikel alleen voor de uitoefening van hun administratieve taken.
2. Het Europees Parlement en de Raad zorgen voor de openbaarmaking van de stukken betreffende de wetgevingsprocedures overeenkomstig de voorwaarden gesteld in de in artikel I-50, lid 3, bedoelde Europese wet.
ARTIKEL III-400
De Raad stelt Europese verordeningen en besluiten vast houdende:
a) de bezoldigingen, vergoedingen en pensioenen van de voorzitter van de Europese Raad, van de voorzitter van de Commissie, van de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie, van de leden van de Commissie, van de presidenten, de leden en de griffiers van het Hof van Justitie van de Europese Unie, alsmede van de secretaris-generaal van de Raad;
b) de arbeidsvoorwaarden, in het bijzonder de bezoldigingen, vergoedingen en pensioenen van de voorzitter en de leden van de Rekenkamer;
c) alle vergoedingen welke als beloning kunnen gelden van de onder a) en b) bedoelde personen.
2. De Raad stelt Europese verordeningen en besluiten vast houdende de vergoedingen van de leden van het Economisch en Sociaal Comité.
ARTIKEL III-401
De handelingen van de Raad, de Commissie of de Europese Centrale Bank welke ten laste van natuurlijke of rechtspersonen, met uitzondering van de lidstaten, een geldelijke verplichting inhouden, vormen executoriale titel.
De tenuitvoerlegging geschiedt volgens de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn in de staat op het grondgebied waarvan zij plaatsvindt. De formule van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de echtheid van de titel, aangebracht door de nationale autoriteit die door de regering van iedere lidstaat daartoe wordt aangewezen. Van de aanwijzing stelt zij de Commissie en het Hof van Justitie van de Europese Unie in kennis.
Nadat de bedoelde formaliteiten op verzoek van de belanghebbende zijn vervuld, kan deze de tenuitvoerlegging voortzetten door zich rechtstreeks te wenden tot de bevoegde autoriteit overeenkomstig de nationale wetgeving.
De tenuitvoerlegging kan alleen worden geschorst krachtens een beschikking van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het toezicht op de regelmatigheid van de wijze van tenuitvoerlegging behoort evenwel tot de bevoegdheid van de nationale rechterlijke instanties.