DEEL III: BELEID EN WERKING VAN DE UNIE
TITEL III: INTERN BELEID EN OPTREDEN
HOOFDSTUK III: BELEID OP ANDERE GEBIEDEN
AFDELING 2: HET SOCIAAL BELEID
ARTIKEL III-214
1. Iedere lidstaat draagt er zorg voor dat het beginsel van gelijke beloning van vrouwelijke en mannelijke werknemers voor gelijke of gelijkwaardige arbeid wordt toegepast.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "beloning" verstaan het gewone basis- of minimumloon of -salaris en alle overige voordelen in geld of in natura die de werknemer uit hoofde van zijn dienstbetrekking rechtstreeks of onrechtstreeks van de werkgever ontvangt.
Gelijke beloning zonder onderscheid naar geslacht houdt in:
a) dat de beloning voor gelijke arbeid in stukloon wordt vastgesteld op basis van eenzelfde maatstaf;
b) dat de beloning voor arbeid in tijdloon dezelfde is voor een zelfde functie.
3. Bij Europese wet of kaderwet worden maatregelen vastgesteld om de toepassing te waarborgen van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van vrouwen en mannen in werkgelegenheid en beroep, met inbegrip van het beginsel van gelijke beloning voor gelijke of gelijkwaardige arbeid. De Europese wetten of kaderwetten wordt vastgesteld na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité.
4. Het beginsel van gelijke behandeling belet niet dat een lidstaat, om volledige gelijkheid van vrouwen en mannen in het beroepsleven in de praktijk te verzekeren, maatregelen handhaaft of aanneemt waarbij specifieke voordelen worden ingesteld om de uitoefening van een beroepsactiviteit door het ondervertegenwoordigde geslacht te vergemakkelijken of om nadelen in de beroepsloopbaan te voorkomen of te compenseren.