DEEL III: BELEID EN WERKING VAN DE UNIE
TITEL III: INTERN BELEID EN OPTREDEN
HOOFDSTUK II: HET ECONOMISCH EN MONETAIR BELEID
AFDELING 5: OVERGANGSBEPALINGEN
ARTIKEL III-201
1. In geval van moeilijkheden of ernstig dreigende moeilijkheden in de betalingsbalans van een onder een derogatie vallende lidstaat, die voortvloeien hetzij uit het ontbreken van het globaal evenwicht van zijn balans hetzij uit de aard van zijn beschikbare deviezen, en die met name de werking van de interne markt of de verwezenlijking van de gemeenschappelijke handelspolitiek in gevaar kunnen brengen, onderwerpt de Commissie de toestand in die staat en de maatregelen welke hij overeenkomstig de Grondwet met gebruikmaking van alle hem ten dienste staande middelen heeft genomen of kan nemen, onverwijld aan een onderzoek. De Commissie geeft aan welke maatregelen zij de betrokken lidstaat aanbeveelt. Indien de actie die wordt ondernomen door de onder een derogatie vallende lidstaat en de door de Commissie in overweging gegeven maatregelen niet voldoende blijken te zijn om de ondervonden of dreigende moeilijkheden uit de weg te ruimen, doet de Commissie, na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité, aan de Raad aanbevelingen tot onderlinge bijstand en betreffende passende methoden daarvoor.
De Commissie houdt de Raad regelmatig op de hoogte van de toestand en de ontwikkeling daarvan.
2. De Raad stelt de Europese verordeningen of Europese besluiten vast waarbij de wederzijdse bijstand wordt toegekend en die de voorwaarden en de wijze van toepassing daarvan bepalen. De wederzijdse bijstand kan met name de vorm aannemen van:
a) een gezamenlijk optreden bij andere internationale organisaties waarop de lidstaten die onder een derogatie vallen, een beroep kunnen doen;
b) maatregelen die nodig zijn om verlegging van het handelsverkeer te vermijden, wanneer de lidstaat die onder een derogatie valt en die in moeilijkheden verkeert, kwantitatieve beperkingen ten aanzien van derde landen handhaaft of deze weder invoert;
c) de verlening van beperkte kredieten door andere lidstaten, onder voorbehoud van hun toestemming.
3. Indien de door de Commissie aanbevolen onderlinge bijstand door de Raad niet is goedgekeurd of indien de goedgekeurde wederzijdse bijstand en de getroffen maatregelen ontoereikend zijn, machtigt de Commissie de lidstaat die onder een derogatie valt en die in moeilijkheden verkeert, vrijwaringsmaatregelen te nemen waarvan zij de voorwaarden en de wijze van toepassing bepaalt.
De Raad kan deze machtiging intrekken en deze voorwaarden en de wijze van toepassing wijzigen.