DEEL III: Beleid en werking van de Unie

TITEL VI: WERKING VAN DE UNIE

HOOFDSTUK I: INSTITUTIONELE BEPALINGEN

AFDELING 1: INSTELLINGEN

Onderafdeling 5: Hof van Justitie van de Europese Unie
ARTIKEL III-353

Het Hof van Justitie houdt zitting in kamers, als grote kamer of in voltallige zitting, overeenkomstig het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

ARTIKEL III-354

Het Hof van Justitie wordt bijgestaan door acht advocaten-generaal. Indien het Hof van Justitie zulks verzoekt, kan de Raad met eenparigheid van stemmen een Europees besluit houdende verhoging van het aantal advocaten-generaal vaststellen.

De advocaat-generaal heeft tot taak, in het openbaar en in volkomen onpartijdigheid en onafhankelijkheid met redenen omklede conclusies voor te leggen aangaande zaken waarin zulks overeenkomstig het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie vereist is.

ARTIKEL III-355

De rechters en de advocaten-generaal van het Hof van Justitie, die worden gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en die aan alle gestelde eisen voldoen om in hun onderscheiden landen de hoogste rechterlijke ambten te bekleden, of die bekend staan als kundige rechtsgeleerden, worden in onderlinge overeenstemming door de regeringen van de lidstaten benoemd, na raadpleging van het comité van artikel III-357. Om de drie jaar vindt, op de wijze die in het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie is bepaald, een gedeeltelijke vervanging van de rechters en de advocaten-generaal plaats.

De rechters wijzen uit hun midden voor drie jaar de president van het Hof van Justitie aan. Hij is herbenoembaar.

Het Hof van Justitie stelt zijn reglement voor de procesvoering vast. Dit reglement wordt ter goedkeuring aan de Raad voorgelegd.

ARTIKEL III-356

Het aantal rechters van het Gerecht wordt vastgesteld bij het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het statuut kan bepalen dat het Gerecht wordt bijgestaan door advocaten-generaal.

De leden van het Gerecht worden gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en bekwaam zijn hoge rechterlijke ambten te bekleden. Zij worden in onderlinge overeenstemming door de regeringen van de lidstaten benoemd, na raadpleging van het Comité van artikel III-357.

Om de drie jaar vindt een gedeeltelijke vervanging van het Gerecht plaats.

De rechters wijzen uit hun midden voor drie jaar de president van het Gerecht aan. Hij is herbenoembaar.

Het Gerecht stelt in overeenstemming met het Hof van Justitie zijn reglement voor de procesvoering vast. Dit reglement wordt ter goedkeuring aan de Raad voorgelegd.

Tenzij in het statuut anders is bepaald, zijn de bepalingen van de Grondwet betreffende het Hof van Justitie op het Gerecht van toepassing.

ARTIKEL III-357

Er wordt een comité opgericht dat de lidstaten van advies dient over de geschiktheid van de kandidaten voor de uitoefening van de ambten van rechter en advocaat-generaal van het Hof van Justitie en van het Gerecht, voordat de regeringen van de lidstaten overgaan tot de benoemingen overeenkomstig de artikelen III-355 en III-356.

Het comité bestaat uit zeven voormalige leden van het Hof van Justitie en van het Gerecht, personen die de hoogste nationale rechterlijke ambten bekleden en personen die bekend staan als kundige rechtsgeleerden, waarvan er één wordt voorgedragen door het Europees Parlement. De Raad stelt een Europees besluit vast houdende bepaling van de werkwijze van dit comité, alsmede een Europees besluit tot benoeming van de leden. De Raad besluit op initiatief van de president van het Hof van Justitie.

ARTIKEL III-358

1. Het Gerecht is bevoegd in eerste aanleg kennis te nemen van de in de artikelen III-365, III-367, III-370, III-372 en III-374 bedoelde beroepen, met uitzondering van de beroepen waarvan de kennisneming is toegedeeld aan een op grond van artikel III-359 ingestelde gespecialiseerde rechtbank, en die waarvan de kennisneming overeenkomstig het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie aan het Hof van Justitie is voorbehouden. Het statuut kan bepalen dat het Gerecht bevoegd is kennis te nemen van andere categorieën van beroepen.

Tegen de beslissingen die het Gerecht op grond van dit lid geeft, kan bij het Hof van Justitie een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld, op de wijze en binnen de grenzen die in het statuut worden bepaald.

2. Het Gerecht is bevoegd kennis te nemen van de beroepen die worden ingesteld tegen beslissingen van de gespecialiseerde rechtbanken. De beslissingen die het Gerecht op grond van dit lid geeft, kunnen op de wijze en binnen de grenzen die in het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie worden bepaald, bij uitzondering door het Hof van Justitie worden heroverwogen, indien er een ernstig gevaar bestaat dat de eenheid of de samenhang van het recht van de Unie wordt aangetast.

3. Het Gerecht is bevoegd kennis te nemen van prejudiciële vragen die worden voorgelegd krachtens artikel III-369, met betrekking tot specifieke, in het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie bepaalde aangelegenheden.

Wanneer het Gerecht van oordeel is dat in een zaak een principiële beslissing moet worden genomen die van invloed kan zijn op de eenheid of de samenhang van het recht van de Unie, kan het de zaak naar het Hof van Justitie verwijzen voor een uitspraak.

De beslissingen die het Gerecht over prejudiciële vragen geeft, kunnen op de wijze en binnen de grenzen die in het statuut worden bepaald, bij uitzondering door het Hof van Justitie worden heroverwogen, indien er een ernstig gevaar bestaat dat de eenheid of de samenhang van het recht van de Unie wordt aangetast.

ARTIKEL III-359

1. Bij Europese wet kunnen gespecialiseerde rechtbanken worden ingesteld die worden toegevoegd aan het Gerecht, en die in eerste aanleg kennis nemen van bepaalde categorieën van beroepen in specifieke aangelegenheden. De wet wordt vastgesteld hetzij op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Hof van Justitie, hetzij op verzoek van het Hof van Justitie en na raadpleging van de Commissie.

2. In de Europese wet tot instelling van een gespecialiseerde rechtbank worden de regels voor de samenstelling van de rechtbanken vastgesteld en wordt de reikwijdte van de aan deze rechtbanken toegedeelde bevoegdheden bepaald.

3. Tegen de beslissingen van de gespecialiseerde rechtbanken kan bij het Gerecht een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld of, wanneer de Europese wet tot instelling van de gespecialiseerde rechtbank daarin voorziet, een beroep dat ook op feitelijke vragen betrekking heeft.

4. De leden van de gespecialiseerde rechtbanken worden gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en bekwaam zijn rechterlijke ambten te bekleden. Zij worden door de Raad met eenparigheid van stemmen benoemd.

5. De gespecialiseerde rechtbanken stellen in overeenstemming met het Hof van Justitie hun reglement voor de procesvoering vast. Dit reglement wordt ter goedkeuring aan de Raad voorgelegd.

6. Tenzij in de Europese wet tot instelling van de gespecialiseerde rechtbank anders is bepaald, zijn de bepalingen van de Grondwet betreffende het Hof van Justitie van de Europese Unie en de bepalingen van het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie op de gespecialiseerde rechtbanken van toepassing. Titel I van het statuut en artikel 64 daarvan zijn in ieder geval van toepassing op de gespecialiseerde rechtbanken.

ARTIKEL III-360

Indien de Commissie van oordeel is dat een lidstaat een krachtens de Grondwet op hem rustende verplichting niet is nagekomen, brengt zij dienaangaande een met redenen omkleed advies uit, na de lidstaat in de gelegenheid te hebben gesteld zijn opmerkingen te maken.

Indien de betrokken staat het advies niet binnen de door de Commissie gestelde termijn opvolgt, kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.

ARTIKEL III-361

Een lidstaat die van mening is dat een andere lidstaat een krachtens de Grondwet op hem rustende verplichting niet is nagekomen, kan zich tot het Hof van Justitie van de Europese Unie wenden.

Voordat een lidstaat tegen een andere lidstaat een klacht indient wegens een beweerde schending van diens verplichtingen krachtens de Grondwet, legt hij deze klacht voor aan de Commissie.

De Commissie brengt een met redenen omkleed advies uit, nadat de betrokken staten de gelegenheid is gegeven over en weer schriftelijk en mondeling opmerkingen te maken.

Indien de Commissie binnen drie maanden na indiening van de klacht geen advies heeft uitgebracht, kan de klacht desalniettemin bij het Hof worden ingediend.

ARTIKEL III-362

1. Indien het Hof van Justitie van de Europese Unie vaststelt dat een lidstaat een krachtens de Grondwet op hem rustende verplichting niet is nagekomen, is deze staat gehouden het nodige te doen om gevolg te geven aan het arrest van het Hof.

2. Indien de Commissie van oordeel is dat de betrokken lidstaat niet het nodige heeft gedaan om gevolg te geven aan het in lid 1 bedoelde arrest, kan zij, nadat zij deze staat de mogelijkheid heeft geboden zijn opmerkingen in te dienen, de zaak voor het Hof van Justitie van de Europese Unie brengen. De Commissie vermeldt het bedrag van de door de betrokken lidstaat te betalen forfaitaire som of dwangsom die zij in de gegeven omstandigheden passend acht. Indien het Hof vaststelt dat de betrokken lidstaat zich niet gevoegd heeft naar zijn arrest, kan het aan deze staat de betaling van een forfaitaire som of een dwangsom opleggen.

Deze procedure geldt onverminderd het bepaalde in artikel III-361.

3. Wanneer de Commissie bij het Hof van Justitie van de Europese Unie beroep instelt op grond van artikel III-360 omdat zij van oordeel is dat de betrokken lidstaat zijn verplichting tot mededeling van voorschriften ter omzetting van een Europese kaderwet niet is nagekomen, kan de Commissie, indien zij dit passend acht, aangeven wat haars inziens gezien de omstandigheden een redelijke hoogte is voor de door deze lidstaat te betalen forfaitaire som of dwangsom.

Indien het Hof de niet-nakoming vaststelt, kan het de betrokken lidstaat de betaling van een forfaitaire som of een dwangsom opleggen die niet hoger is dan de Commissie heeft aangegeven. De verplichting tot betaling gaat in op de door het Hof in zijn arrest bepaalde datum.

ARTIKEL III-363

De Europese wetten en de Europese verordeningen van de Raad kunnen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie volledige rechtsmacht verlenen ten aanzien van de sancties waarin zij voorzien.

ARTIKEL III-364

Onverminderd de overige bepalingen van de Grondwet kan aan het Hof van Justitie van de Europese Unie bij Europese wet, in een in die wet te bepalen mate, de bevoegdheid worden verleend uitspraak te doen in geschillen die verband houden met de toepassing van krachtens de Grondwet vastgestelde handelingen waarbij Europese intellectuele-eigendomsrechten worden ingesteld.

ARTIKEL III-365

1. Het Hof van Justitie van de Europese Unie gaat de wettigheid na van de Europese wetten en kaderwetten, van de handelingen van de Raad, de Commissie en de Europese Centrale Bank, voorzover het geen aanbevelingen of adviezen betreft, alsmede van de handelingen van het Europees Parlement en van de Europese Raad die beogen rechtsgevolgen tegenover derden te hebben. Het gaat ook de wettigheid na van de handelingen van de organen of instanties van de Unie waarmee rechtsgevolgen ten aanzien van derden worden beoogd.

2. Voor de toepassing van lid 1 is het Hof van Justitie van de Europese Unie bevoegd uitspraak te doen inzake ieder door een lidstaat, het Europees Parlement, de Raad of de Commissie ingesteld beroep wegens onbevoegdheid, schending van wezenlijke vormvoorschriften, schending van de Grondwet of van enige uitvoeringsregeling daarvan, dan wel wegens misbruik van bevoegdheid.

3. Het Hof van Justitie van de Europese Unie is onder de in de leden 1 en 2 bepaalde voorwaarden bevoegd uitspraak te doen over ieder door de Rekenkamer, de Europese Centrale Bank of het Comité van de Regio's ingesteld beroep dat op de vrijwaring van hun prerogatieven is gericht.

4. Iedere natuurlijke of rechtspersoon kan onder de in de leden 1 en 2 bepaalde voorwaarden beroep instellen tegen handelingen die tot hem gericht zijn of die hem rechtstreeks en individueel raken, alsmede tegen regelgevingshandelingen die hem rechtstreeks raken en die geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengen.

5. De handelingen tot oprichting van organen en instanties van de Unie kunnen voorzien in bijzondere voorwaarden en bepalingen inzake de beroepen welke door natuurlijke of rechtspersonen worden ingesteld tegen handelingen van deze organen of instanties waarmee rechtsgevolgen ten aanzien van hen worden beoogd.

6. Het in dit artikel bedoelde beroep moet worden ingesteld binnen twee maanden, naargelang van het geval te rekenen vanaf de dag van bekendmaking van de handeling, de dag van kennisgeving aan de verzoeker of, bij gebreke daarvan, de dag waarop de verzoeker van de handeling kennis heeft gekregen.

ARTIKEL III-366

Indien het beroep gegrond is, wordt de betwiste handeling door het Hof van Justitie van de Europese Unie nietig verklaard.

Het Hof van Justitie bepaalt evenwel, zo het dit nodig oordeelt, welke gevolgen van de vernietigde handeling als definitief moeten worden beschouwd.

ARTIKEL III-367

Indien het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, de Commissie of de Europese Centrale Bank, in strijd met de Grondwet, nalaat te besluiten, kunnen de lidstaten en de overige instellingen van de Unie zich tot het Hof van Justitie van de Europese Unie wenden om deze schending te doen vaststellen. Dit artikel is onder dezelfde voorwaarden van toepassing op de organen en de instanties van de Unie die nalaten een besluit te nemen.

Dit beroep is slechts ontvankelijk indien de instelling, het orgaan of de instantie in kwestie vooraf is verzocht te handelen. Indien de instelling, het orgaan of de instantie niet binnen twee maanden, te rekenen vanaf het verzoek, een standpunt heeft bepaald, kan binnen een nieuwe termijn van twee maanden beroep worden ingesteld. Iedere natuurlijke of rechtspersoon kan zich onder de in de eerste en de tweede alinea bepaalde voorwaarden tot het Hof wenden om bezwaar te maken tegen het feit dat een instelling, orgaan of instantie van de Unie heeft nagelaten tot hem een andere handeling te richten dan een aanbeveling of een advies.

ARTIKEL III-368

De instelling, het orgaan of de instantie waarvan de handeling nietig is verklaard of waarvan de nalatigheid strijdig met de Grondwet is verklaard, is gehouden het nodige te doen om gevolg te geven aan het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Deze verplichting geldt onverminderd die welke uit de toepassing van artikel III-431, tweede alinea, kan voortvloeien.

ARTIKEL III-369

Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd, bij wijze van prejudiciële beslissing, uitspraak te doen over:

a) de uitlegging van de Grondwet;

b) de geldigheid en de uitlegging van de handelingen van de instellingen, organen en instanties van de Unie.

Indien een vraag te dien aanzien wordt opgeworpen voor een rechterlijke instantie van een der lidstaten, kan deze instantie, indien zij een beslissing op dit punt noodzakelijk acht voor het wijzen van haar vonnis, het Hof verzoeken over deze vraag een uitspraak te doen. Indien een vraag te dien aanzien wordt opgeworpen in een zaak aanhangig bij een nationale rechterlijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep, is deze instantie gehouden zich tot het Hof te wenden.

Indien een dergelijke vraag wordt opgeworpen in een bij een nationale rechterlijke instantie aanhangige zaak betreffende een gedetineerde persoon, doet het Hof zo spoedig mogelijk uitspraak.

ARTIKEL III-370

Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd kennis te nemen van geschillen over de vergoeding van de in artikel III-431, tweede en derde alinea, bedoelde schade.

ARTIKEL III-371

Het Hof van Justitie kan uitsluitend op verzoek van de lidstaat ten aanzien waarvan de Europese Raad of de Raad een constatering heeft gedaan en uitsluitend wat de naleving van de procedurele bepalingen van artikel I-59 betreft uitspraak doen over de wettigheid van een handeling die door de Europese Raad of door de Raad krachtens artikel I-59 is vastgesteld.

Dit verzoek moet binnen een maand na de constatering worden gedaan. Het Hof doet een uitspraak binnen een maand na de datum van het verzoek.

ARTIKEL III-372

Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd uitspraak te doen in elk geschil tussen de Unie en haar personeelsleden, binnen de grenzen en onder de voorwaarden vastgesteld in het statuut van de ambtenaren van de Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie.

ARTIKEL III-373

Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd, binnen de hierna aangegeven grenzen, kennis te nemen van geschillen betreffende:

a) de uitvoering van de verplichtingen der lidstaten voortvloeiende uit het statuut van de Europese Investeringsbank. De Raad van bewind van de Bank beschikt dienaangaande over de bevoegdheden die bij artikel III-360 aan de Commissie zijn toegekend;

b) de beslissingen van de Raad van gouverneurs van de Europese Investeringsbank. Iedere lidstaat, de Commissie en de Raad van bewind van de Bank kunnen onder de in artikel III-365 gestelde voorwaarden beroep instellen tegen deze besluiten;

c) de beslissingen van de Raad van bewind van de Europese Investeringsbank. Beroep tegen deze beslissingen kan onder de in artikel III-365 gestelde voorwaarden slechts worden ingesteld door de lidstaten of de Commissie, en alleen in geval van schending van de vormvoorschriften bedoeld in artikel 19, leden 2, 5, 6 en 7, van het statuut van de Bank;

d) de uitvoering van de verplichtingen van de nationale centrale banken voortvloeiende uit deze Grondwet en uit het statuut van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank. De Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank beschikt dienaangaande ten aanzien van de nationale centrale banken over de bevoegdheden welke bij artikel III-360 aan de Commissie zijn toegekend ten aanzien van de lidstaten. Indien het Hof van Justitie van de Europese Unie vaststelt dat een nationale centrale bank een van de krachtens deze Grondwet op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen, is deze bank gehouden die voorzieningen te treffen welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof.

ARTIKEL III-374

Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd uitspraak te doen krachtens een arbitragebeding vervat in een door of namens de Unie gesloten publiekrechtelijke of privaatrechtelijke overeenkomst.

ARTIKEL III-375

1. Behoudens de bevoegdheden die bij deze Grondwet aan het Hof van Justitie van de Europese Unie worden verleend, vallen de geschillen waarin de Unie partij is, niet uit dien hoofde buiten de bevoegdheid van de nationale rechterlijke instanties.

2. De lidstaten verbinden zich ertoe een geschil betreffende de uitlegging of de toepassing van de Grondwet niet op andere wijze te doen beslechten dan in deze Grondwet is voorgeschreven.

3. Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen in elk geschil tussen lidstaten dat met de materie van deze Grondwet verband houdt, indien dit geschil hem krachtens een compromis wordt voorgelegd.

ARTIKEL III-376

Het Hof van Justitie van de Europese Unie is niet bevoegd ten aanzien van de artikelen I-40 en I-41 en van de bepalingen van titel V, hoofdstuk II, betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en artikel III-293 voorzover het betrekking heeft op het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.

Het Hof is evenwel bevoegd om toezicht te houden op de naleving van artikel III-308 en uitspraak te doen inzake beroepen die onder de in artikel III-365, lid 4, bepaalde voorwaarden worden ingesteld betreffende het toezicht op de wettigheid van Europese besluiten houdende beperkende maatregelen jegens natuurlijke personen of rechtspersonen, die door de Raad op grond van titel V, hoofdstuk II, zijn vastgesteld.

ARTIKEL III-377

Bij de uitoefening van zijn taken in verband met de bepalingen in de afdelingen 4 en 5 van titel III, hoofdstuk IV betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht is het Hof van Justitie van de Europese Unie niet bevoegd de geldigheid of de evenredigheid na te gaan van operaties van de politie of van andere instanties van een lidstaat belast met wetshandhaving of de uitoefening van de verantwoordelijkheden van de lidstaten ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid.

ARTIKEL III-378

Iedere partij kan, ook na het verstrijken van de in artikel III-365, lid 6, bedoelde termijn, naar aanleiding van een geschil waarbij een door een instelling, een orgaan of een instantie van de Unie vastgestelde handeling van algemene strekking in het geding is, de in artikel III-365, lid 2, bedoelde middelen aanvoeren om voor het Hof van Justitie van de Europese Unie de niet-toepasselijkheid van deze handeling in te roepen.

ARTIKEL III-379

1. Een bij het Hof van Justitie van de Europese Unie ingesteld beroep heeft geen schorsende werking. Het Hof kan echter, indien het van oordeel is dat de omstandigheden zulks vereisen, opschorting van de uitvoering van de betwiste handeling gelasten.

2. Het Hof van Justitie van de Europese Unie kan in bij hem aanhangig gemaakte zaken de noodzakelijke voorlopige maatregelen gelasten.

ARTIKEL III-380

De arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn uitvoerbaar overeenkomstig het bepaalde in van artikel III-401.

ARTIKEL III-381

Het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt vastgesteld bij een protocol.

De bepalingen van het statuut kunnen bij Europese wet worden gewijzigd, met uitzondering van titel I en artikel 64 daarvan. De wet wordt vastgesteld hetzij op verzoek van het Hof van Justitie en na raadpleging van de Commissie, hetzij op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Hof van Justitie.