DEEL III: Beleid en werking van de Unie
TITEL III: INTERN BELEID EN OPTREDEN
HOOFDSTUK III: BELEID OP ANDERE GEBIEDEN
AFDELING 8: TRANS-EUROPESE NETWERKEN
ARTIKEL III-246
1. Teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de in de artikelen III-130 en III-220 bedoelde doelstellingen en om de burgers van de Unie, de economische subjecten, alsmede de regionale en lokale gemeenschappen in staat te stellen ten volle profijt te trekken van de voordelen die uit de totstandkoming van een ruimte zonder binnengrenzen voortvloeien, draagt de Unie bij tot de totstandbrenging en ontwikkeling van trans-Europese netwerken op het gebied van vervoers-, telecommunicatie- en energie-infrastructuur.
2. In het kader van een stelsel van open en door concurrentie gekenmerkte markten is het optreden van de Unie gericht op de bevordering van de onderlinge koppeling en interoperabiliteit van nationale netwerken, alsmede van de toegang tot deze netwerken. Daarbij wordt de noodzaak in aanmerking genomen om verbindingen tot stand te brengen tussen insulaire, ingesloten en perifere regio's en de centrale regio's van de Unie.
ARTIKEL III-247
1. Voor de verwezenlijking van de in artikel III-246 genoemde doelstellingen:
a) stelt de Unie een geheel van richtsnoeren op betreffende de doelstellingen, de prioriteiten en de grote lijnen van de op het gebied van trans-Europese netwerken voorgenomen maatregelen; in deze richtsnoeren worden projecten van gemeenschappelijk belang aangegeven;
b) treft de Unie alle maatregelen die nodig kunnen blijken om de interoperabiliteit van de netwerken te bewerkstelligen, met name op het gebied van de harmonisatie van technische normen;
c) kan de Unie steun verlenen aan door de lidstaten gesteunde projecten van gemeenschappelijk belang, die als zodanig zijn aangegeven in het kader van de onder a) bedoelde richtsnoeren, met name in de vorm van uitvoerbaarheidsstudies, garanties voor leningen of rentesubsidies; de Unie kan ook uit het cohesiefonds bijdragen aan de financiering van projecten in de lidstaten op het terrein van de vervoersinfrastructuur.
Bij het optreden van de Unie wordt rekening gehouden met de economische levensvatbaarheid van de projecten.
2. Bij Europese wet of kaderwet worden de in lid 1 bedoelde richtsnoeren en andere maatregelen vastgesteld. De wet of kaderwet wordt aangenomen na raadpleging van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité.
Voor richtsnoeren en projecten van gemeenschappelijk belang die betrekking hebben op het grondgebied van een lidstaat, is de goedkeuring van de betrokken lidstaat vereist.
3. De lidstaten coördineren in samenspraak met de Commissie het nationaal beleid voorzover dat van grote invloed kan zijn op de verwezenlijking van de in artikel III-246 bedoelde doelstellingen. De Commissie kan in nauwe samenwerking met de lidstaten alle dienstige initiatieven nemen om deze coördinatie te bevorderen.
4. De Unie kan met derde landen samenwerken om projecten van gemeenschappelijk belang te bevorderen en de interoperabiliteit van de netwerken te bewerkstelligen.