DEEL III: BELEID EN WERKING VAN DE UNIE

TITEL III: INTERN BELEID EN OPTREDEN

HOOFDSTUK III: BELEID OP ANDERE GEBIEDEN

AFDELING 1: WERKGELEGENHEID

ARTIKEL III-206

1. De Europese Raad beziet jaarlijks de werkgelegenheidssituatie in de Unie en neemt ter zake conclusies aan, aan de hand van een gezamenlijk jaarverslag van de Raad en de Commissie.

2. Op basis van de conclusies van de Europese Raad stelt de Raad jaarlijks op voorstel van de Commissie richtsnoeren vast, waarmee de lidstaten rekening houden in hun werkgelegenheidsbeleid. De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement, het Comité van de Regio's, het Economisch en Sociaal Comité en het comité voor de werkgelegenheid.

Deze richtsnoeren moeten verenigbaar zijn met de overeenkomstig artikel III-179, lid 2, vastgestelde globale richtsnoeren.

3. Iedere lidstaat legt jaarlijks aan de Raad en aan de Commissie een verslag voor over de belangrijkste bepalingen welke genomen zijn om zijn werkgelegenheidsbeleid ten uitvoer te leggen in het licht van de in lid 2 bedoelde richtsnoeren inzake werkgelegenheid.

4. Op basis van de in lid 3 bedoelde verslagen en na ontvangst van de adviezen van het Comité voor de werkgelegenheid verricht de Raad jaarlijks in het licht van de richtsnoeren inzake werkgelegenheid een onderzoek naar de tenuitvoerlegging van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten. De Raad kan op aanbeveling van de Commissie aanbevelingen voor de lidstaten aannemen.

5. Op basis van de resultaten van dit onderzoek brengen de Raad en de Commissie jaarlijks gezamenlijk verslag uit aan de Europese Raad over de werkgelegenheidssituatie in de Unie en over de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren inzake werkgelegenheid.