DEEL III: BELEID EN WERKING VAN DE UNIE
TITEL III: INTERN BELEID EN OPTREDEN
HOOFDSTUK I: INTERNE MARKT
AFDELING 4: KAPITAAL EN BETALINGEN
ARTIKEL III-158
1. Artikel III-156 laat onverlet het recht van de lidstaten:
a) de terzake dienende bepalingen van hun belastingwetgeving toe te passen die onderscheid maken tussen belastingplichtigen die niet in dezelfde situatie verkeren met betrekking tot hun vestigingsplaats of de plaats waar hun kapitaal is belegd;
b) alle nodige maatregelen te nemen om overtredingen van de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke regels tegen te gaan, met name op fiscaal gebied en met betrekking tot het bedrijfseconomisch toezicht op financiële instellingen, of te voorzien in procedures voor de kennisgeving van kapitaalbewegingen aan de overheid of voor statistische doeleinden, dan wel maatregelen te nemen die ter wille van de openbare orde of de openbare veiligheid gerechtvaardigd zijn.
2. Deze afdeling laat de mogelijkheid onverlet om met de Grondwet verenigbare beperkingen op het recht van vestiging toe te passen.
3. De in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen en procedures mogen geen middel tot willekeurige discriminatie vormen, noch een verkapte beperking van het vrije kapitaalverkeer of het betalingsverkeer in de zin van artikel III-156.
4. Bij ontstentenis van een Europese wet of kaderwet als bedoeld in artikel III-157, lid 3, kan de Commissie, of, bij ontstentenis van een Europees besluit van de Commissie binnen drie maanden na de indiening van het verzoek door de betrokken lidstaat, kan de Raad een Europees besluit vaststellen waarin wordt bepaald dat door een lidstaat jegens een of meer derde landen genomen beperkende belastingmaatregelen verenigbaar worden geacht met de Grondwet, voorzover deze stroken met de doelstellingen van de Unie en verenigbaar zijn met de goede werking van de interne markt. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, op verzoek van een lidstaat.