DEEL III: BELEID EN WERKING VAN DE UNIE

TITEL III: INTERN BELEID EN OPTREDEN

HOOFDSTUK I: INTERNE MARKT

AFDELING 2: VRIJ VERKEER VAN PERSONEN EN DIENSTEN

Onderafdeling 1: Werknemers
ARTIKEL III-136

1. Op het gebied van de sociale zekerheid worden bij Europese wet of kaderwet de maatregelen vastgesteld die nodig zijn om tot een vrij verkeer van werknemers te komen, door met name een stelsel in te voeren waardoor het mogelijk is voor al dan niet in loondienst werkzame migrerende werknemers en hun rechthebbenden te waarborgen dat:

a) met het oog op het verkrijgen en het behoud van het recht op uitkeringen, alsmede voor de berekening daarvan, al die tijdvakken worden bijeengeteld welke door de verschillende nationale wetgevingen in aanmerking worden genomen;

b) de uitkeringen worden betaald aan personen die op het grondgebied van de lidstaten verblijven.

2. Wanneer een lid van de Raad van oordeel is dat een ontwerp van Europese wet of kaderwet als bedoeld in lid 1 afbreuk zou doen aan fundamentele aspecten van zijn socialezekerheidsstelsel, met name het toepassingsgebied, de kosten en de financiële structuur ervan, of gevolgen zou hebben voor het financiële evenwicht van dat stelsel, kan hij verzoeken dat het wordt voorgelegd aan de Europese Raad. In dat geval wordt de in artikel III-396 bedoelde procedure geschorst. Na bespreking wordt door de Europese Raad, binnen vier maanden na deze schorsing:

a) het ontwerp terugverwezen naar de Raad, waardoor de schorsing van de in artikel III-396 bedoelde procedure wordt beëindigd, of

b) de Commissie verzocht een nieuw voorstel in te dienen; in dat geval wordt de aanvankelijk voorgestelde handeling geacht niet te zijn vastgesteld.